donderdag 18 november 2010
De kunstenaar heeft zelf een selectie gemaakt. De tekeningen zijn in zes groepen verdeeld, zonder daarbij de chronologie te hanteren. Oorspronkelijk wilde de kunstenaar katheders opstellen waarop de bezoekers die in zijn werk geïnteresseerd waren de werken konden bekijken. Het doet niets af aan de presentatie, zoals die nu te zien is. Deze bestaat uit de groepen: Organisch, Mythologische serie, Elementair, Ruimtelijk, Tekens, Recent en Verkavelingen, een voor Servie Janssen open en ontvankelijke situatie waarin hij met plezier kon reflecteren.
In deze vrijheid ontstond het werk dat zich moeilijk laat definiëren. Tekenen, één van de aspecten van zijn kunstenaarschap, heeft te maken met gevoelens, met intuïtie, denkbeelden, concepten, met ervaringen etc. Als sporen van zijn leven lagen ze meestal op een steeds maar groeiende stapel opgeslagen. Los van vele verwijzingen o.a. naar de Kamasutra, nomadische tartaren, semantiek, natuur, vormonderzoek, dichters, liefde architectuur, mathematiek, filosofie, hebben de bladen een eigen beeldende kracht. Soms opgebouwd uit vorige tekeningen als bij een collage.
De in deze presentatie aangebrachte verticaliteit stut de boven elkaar gehangen werken. Wonderlijk heterogeen en tegelijkertijd zuiver is deze indeling in groepen. Een geschilderde huid, symbolisch, rudimentair dan weer de visueel waarneembare werkelijkheid, steeds als onderdeel van een proces. Servie noemt zich geen tekenaar, maar iemand die ook tekent. De tentoonstelling in Virtu IBK, is een fraai conglomeraat met sporen van een niet te omschrijven totaal.
Jan van Krieken, 1986
dinsdag 2 november 2010
In zijn werk getuigt de kunstenaar van een omgang met de diepere drijfveren van het kunstzinnige handelen. Zijn installaties, performances en tekeningen hebben zeer doelgericht het scheppingsproces zélf tot onderwerp. Uit een productie van de afgelopen tien jaar zijn zo een zeventigtal bladen gekozen die in acht ‘groepen’ zijn onderverdeeld. Het is een indeling op basis van een motief, een zgn. ‘onderzoeksconstante’, omschreven met werktitels als ‘natuurstudies’ of ‘lijnstukken’. Juist het negeren van een chronologisch verloop heeft in dit geval geleid tot een verhelderende kijk op de constanten in zijn tekenkundig werk.
Voor deze ‘werken op papier’ is de aanduiding ‘tekening’ ontoereikend. Er worden allerlei teken en schildertechnieken met elkaar gecombineerd en ook materiaal als plakband, ribkarton en vilt zijn er in opgenomen. De renaissanceopvatting dat de tekening als de meest directe uiting het best de ‘prima idea’ vertegenwoordigt, wordt door de bladen eveneens gelogenstraft.
Er is over het geheel iets in de bladen van de kunstenaar waardoor ze zich onttrekken aan een definiëring of een categorisering. Bij een nadere beschouwing van de afzonderlijke bladen wordt het duidelijk dat een bijzondere omgang met de materialen in sterke mate verantwoordelijk is voor het dualistisch karakter van de afbeeldingen. Het blijkt dat oude tekeningen letterlijk als ondergrond of materiaal zijn gebruikt. Zo is het mogelijk dat een tekening met een gouachelaag is overtrokken, hetgeen op sommige plaatsen leidt tot vaag doorschemerende partijen. Met het versnijden van oudere tekeningen doorbreekt Servie een, voornamelijk kunsthistorisch, taboe namelijk de onschendbaarheid van het kunstproduct.
Wat in deze bladen gebeurt is essentieel voor Servies houding als kunstenaar. Hij ziet het primair als de taak van de kunstenaar te bepalen wat kunst is. Het terugnemen van een tekening om het te doen opgaan in een nieuw werk, benadrukt de waarde van het kunstwerk als bouwsteen in een bouwwerk zonder voegen. Tekenen, in de ruimste betekenis van het woord, is voor Servie een vorm van ‘betekenende’ exploratie, een monoloog waarvan de bladen getuigenis afleggen.
Betekent dit nu dat de bladen enkel in samenhang van belang zijn en niet op zichzelf kunnen staan? Dit is absoluut niet het geval. In ieder blad blijven de verwijzingen en veranderingen zichtbaar, iedere beslissing blijft een rol spelen. Ze verwijzen naar de ‘ontstaansgeschiedenis’ van de tekening hetgeen ieder blad autonoom maakt. De autonomie van het blad is voor Servie Janssen zelfs een essentieel gegeven. De aanvullingen en doorhalingen genereren de zelfstandigheid van ieder blad.
De persoonlijkheid van de kunstenaar, de intentie van het werkproces en de existentie van het kunstwerk binden in ieder blad de strijd met elkaar aan. Dit leidt in het werk nooit tot een eenduidige uitspraak, tot een in evenwicht brengen van tegendelen. Ieder werk op papier, ieder blad doet zich met zijn gelaagdheid van ingrepen voor als een geologisch verslag van het werkproces, een proces dat in zijn onbegrensdheid doet denken aan Pollock of De Kooning, maar het blijven werken die in hun heterogeniteit met elkaar zijn verbonden.
De presentatie van Servie Janssen in de kunstenaarsruimte Virtu IBK, zal worden vergezeld van een publicatie waarin de afbeeldingen van tekeningen samen zullen gaan met teksten van de hand van Huques C. Boekraad. De publicatie zal een werkstuk op zich worden waarin beiden: de teksten en de afbeeldingen een collageachtige benadering vertonen. Huques C. Boekraad zal vanuit een filosofische achtergrond op diverse wijzen de elementen beeld/taal/teken en hun onderlinge relatie beschrijven, hierbij uitgaande van de werken van Servie Janssen. De beschrijvingen van compositie en motief worden afgewisseld met beschrijvingen waarin de diepere lagen worden geduid in hun archetypische en algemeen theoretische betekenis.
In het tekstgedeelte is, net als in het beeldende gedeelte, sprake van een open onderzoek waarin allerlei directe en verder afgelegen associaties een definitie voorziet van een open einde. De afbeeldingen zelf getuigen van een behoefte de rijkdom van vorm, materiaal en kleurgebruik in alle breedte te onderzoeken. Zowel het formaat van het blad, het kleurgebruik, de materiaalkeuze en de tekenkunstige aanpak worden binnen ieder afzonderlijk blad ter discussie gesteld. Een fragiele lijnvoering wordt bijvoorbeeld geflankeerd door een felgekleurde gouache-invulling en in veel bladen wordt het formaat gerelativeerd door het plaatsen van een kleiner ‘veld’ binnen de ruimte van het papier.
De uitspraak van Servie dat hij bij het vervaardigen van de bladen in de omgang met de verschillende materialen en tekens steeds aanrakingspunten in zichzelf tegenkomt, wijst op de betekenis die hij zijn tekeningen toedicht. Ze zijn in hun anarchistische aandoende vrijheid een reflectie van een innerlijke belevingswereld. Abstract expressionisten en actionpainters wezen al in de jaren vijftig op de onontgonnen gebieden die met schilder en tekenkunstige middelen geëxploreerd konden worden, mits werd afgezien van een theoretische bemiddeling tijdens het werkproces. Dit principe past Servie gedeeltelijk toe, hetgeen bij hem niet leidt tot een ‘stijl’. Huques C. Boekraad en Servie Janssen vinden elkaar in deze publicatie op grond van een prismatische benadering. Bij Servie is de tekening een prisma met zicht op de innerlijke ‘veelkleurigheid’ met de daaraan verbonden keuzemogelijkheden, terwijl bij Huques C. Boekraad de taal structurerend en analyserend optreedt teneinde te komen tot een inzichtelijkheid in de realiteit van het creatief proces.
Gerard Koek, (Het Blad, 1986)