donderdag 17 maart 2011
De kunstenaar plaatste doeken schilderslinnen voor de ramen, de beeldzijde naar buiten gericht, de achterzijde met de gekruiste spieramen naar binnen. Tussen het doek en de raamsponning liet hij een smalle strook open. Het hallucinerend optisch effect dat de kunstenaar met deze opstelling bereikt dient ook een spirituele dimensie: aan het eind van de wereld, wanneer ook de mens is verdwenen neemt de natuur , de kosmos, haar rechtmatige plaats weer in. Zij is het die het werk opgepakt door de kunstenaar, terugneemt en het doek beschildert met zonnelicht.
De andere onderdelen van de installatie -titel Corona, naar de krans om de zon, zichtbaar tijdens een eclips- lijken een caleidoscopische overzicht te bieden van het leven van de kunstenaar, van zijn vroegste werken op het wankele pad van de kunst tot zijn meest recente. Het is alsof hij er afscheid van neemt. Alle maken deel uit van een middelpuntvliedende kracht of beweging die hen de oneindigheid van de kosmos binnenvoert. De wegdraaiende kracht roept echter onmiddellijk een tegenbeweging op. Een binnenwaarts gerichte maalstroom die terugvoert naar de microkosmos van het individu. Centrifugale en centripetale energie versmelten in elkaar. Het is alsof macrokosmos en microkosmos elkaar lijken te annihileren in een geluidloze implosie. En in het daaruit ontstane vacuüm kan nieuw leven, een nieuwe kunst zich funderen, onbezwaard van de ballast van de historie en van de tijd.
Een kunst gegrondvest in het besef van de vergeefsheid, de onbeduidendheid en de eindigheid van ‘alles des mens’ en in het bewustzijn van de onherroepelijkheid van het verdwijnen. In Amsterdam in de installatie in Ultima Thule van Servie Janssen lijken de grondslagen van deze nieuwe kunst te worden gelegd. Deze nieuwe kunst blijkt een minimale, ascetische schilderkunst. Zi j tracht de essenties te achterhalen: het materiaal van de schilder, de pigmenten, het bindmiddel, het doek, vervaardigd van linnen garen, berkenhout voor spieramen, maar ook de thema’s, de denkbeelden, de concepties die de basis vormen, waarop het gebouw van de schilderkunst steunt en vat hen samen op als een uitdaging tot strijd. Een mythische strijd: mens tegen de goden.
Een kosmogonische botsing, een funeraire activiteit, een poging in extremis om aan de noodlottige verordeningen van het universum te ontsnappen.
Henri Roquas, 1995