maandag 13 september 2010
De in de vorige alinea gesignaleerde parallel brengt mij op het laatste aspect in de hier gepresenteerde werken van Servie Janssen. De iconografie van de door hem gecreëerde gebeurtenissen wijst op een onderzoek naar de eigen existentie, niet alleen op microniveau van het eigen ik, maar ook op het macroniveau van de cultuur waaruit hij voortkomt. Nietzsche en Schopenhauer vormen in deze periode zijn leidraad. De verkenning van het menselijk lichaam in vroeger werk van dat van anderen, in later werk van zijn eigen lichaam op de manier zoals hierboven uitvoerig is beschreven moet daarom niet alleen gezien worden als medium maar ook als inhoud van getoonde fotodocumentatie.
Het hier niet uitvoerig beschreven videowerk van 1972 tot 1977 ( inmiddels als bruikleen aan het NiMK te Amsterdam afgestaan: is geconserveerd en gedatabased op 3 cd-rom’s uitgebracht in 2008), blijkt een aanzet tot het latere onderzoek dat in zijn publieke performances op het eigen lichaam werd geprojecteerd. De videotape Imperium (1973) toont bijvoorbeeld een door hem gekozen landkaart van het Imperium Romanum. Na deze kaart bedekt te hebben met een laag suiker maakt hij de plek waar Nederland gelokaliseerd kan worden zichtbaar. Op de achtergrond klinkt een stemgeluid met Amerikaans accent. Het geheel moet het amerikanisme tegenover het provinciale van dit kleine kikkerlandje verbeelden. In een andere tape Fragmenten, video en handelingen (1973) toont hij beelden uit de eigen omgeving: een foto van zijn overleden broertje en een van zijn moeder. In De zwarte kogel (1972) lijkt hij onder andere te verwijzen naar eigen belevenissen als hij een foto laat zien van een jongen en een meisje die onder pijlen bedolven worden.
De vragen omtrent leven en dood in algemene zin, die aan de existentiële vraagstelling ‘Wie ben ik, waar kom ik vandaan’ inherent zijn, verbeeldt hij in verschillende banden uit deze serie. In een korte zeer indringende tape toont hij een huis waarvan het raam op de benedenverdieping is dichtgemetseld. Op de bovenverdieping gaat een venster open. Een oude man kijkt lange tijd naar links en vervolgens lange tijd naar rechts om daarna het venster te sluiten. De tape wordt begeleid door een helder gezongen Agnus Dei, wanneer de man uit beeld is, dit is het laatste deel van de katholieke mis, waarvan de eerste regels, vertaald luiden: ‘Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt’. De tape Televisie (1972) die in artistieke zin de visuele aspecten van een tv-commercial onderzoekt, geeft inhoudelijk naast beelden van het menselijke lichaam in verschillende situaties namelijk gezichtsprofielen, sportsituaties en bodybuilding, ook lange tijd een beeld van een embryo in het baarmoedervlies, elementen die beginnend leven en menselijke verwording symboliseren.
Deze onderwerpen vonden, ook op een complexere wijze, hun voortzetting in de performances van Servie Janssen. De ontaarding van een cultuur, zowel van een primitieve als van de westerse technisch doorgedraaide maatschappij brengt hem tot de terugkeer naar de basis. Elementen uit niet –westerse culturen, zoals de verwerking van het mythische, het sjamanisme (5) waarin het extatische een rol speelt, beelden van pygmeeën en Indianen; reminiscenties aan primitieve vormen van muziek en in de door hem gebruikte geluiden en instrumenten; natuurbeleving, zeer elementair en concreet verwerkt in natuurlijke fenomenen als kristalvormen, dieren, schelpen, zon en maan, sterren waaronder het Andromeda-sterrenstelsel, water, noorderlicht, windrichtingen, eiland, zee, bergen Bhutan, uitbottende organismen, het indringende geluid van de grijze walvis en tot slot de bewustwording van het eigen ik in allerlei facetten en geprojecteerd op het eigen lichaam maken deel uit van zijn iconografie, in de periode hier besproken.
Mogelijk heeft het verwerken van motieven uit de medische wereld zoals injectienaalden, het halogeenlicht dat met het ontblote bovenlijf in Wanderer of the North coming alongside (1978)
ongewild toch een sfeer van polikliniek of van de operatiekamer (6) opriep, het stofwisselings-onderzoek, de microscoop, met het laatste te maken. Inzicht in het functioneren van het eigen ik wordt in de westerse wereld immers het liefst overgelaten aan de medische buitenwacht. De ‘reis’ naar het Imperium Romanum leidt tot de reis naar Noord-Amerika, Alaska en Noorwegen; de mens in de sport en bodybuilding is een eerste aanzet tot eigen lichamelijke bewustwording. In een tekstfragment uit een vroege publicatie van hem Dimensies van Stilte en Mythe (1974) verwoordt Janssen dit proces: ‘Maar als ik in de droom die kleren afleg, ze verbrand dan is het goed voor een tijdje tot de ochtend wanneer ik mijn lichaam voel, dan ben ik een sterfelijk wezen, een verschijnsel in de veelheid om me heen . Dan ben ik absoluut relatief; ik heb een stoffelijk lichaam. Mijn oren suizen. Ik haal adem. Ik kijk! Het dichtgemetselde huis en de man in het raam leidt tot het begraven van de onder een laken liggende man met suiker en tot het ingraven van een steen in Dies ist meine letzte Arbeit an die Sehnsucht (1980)en samen met het indringende beeld van het embryo tot The Live Line (1979), tot het verwerken van onschuld en adolescentie zoals hierboven beschreven, tot het balanceren tussen kinderlijke speelsheid en ‘zwaar tillen’. Het huilen van ‘rode tranen’- oorspronkelijk bedacht voor All values glitter in me (1978) en later verwerkt in The Live Line (1978) geeft geen oplossing voor het onbevredigde verlangen naar een betere toekomst: Dies ist meine letzte Arbeit an die Sehnsucht (1980).
De volgende woorden uit Dimensies van Stilte en Mythe (1974) vertalen mijns inziens de diepere gedachte van zijn performance Vallende vlammen (Prometheus, 1980), een gedroomde bevrijding: ‘Dan sla ik het vuur tot vonkende spatten op mijn aambeeld met mijn ritmische zelf zodat ik buigzamer, ik koeler, ik vaster, ik luchtig verdamp, hoger opstijg dan de cirruswolken, mezelf verdeel over landengroepen en ja, nog onzichtbaarder word, uitrust op zwiepende vlagen koelte, rood geblakerd al door de zon die daar schijnt’. De kunstenaar kies het Agnus Dei als christelijk symbool van de verlossing en de sjamaan, die in andere culturen fungeert als medium en verlosser.
Trudy van Riemsdijk Zandee (de tekst is geschreven in 1982)
Noten
1. De trap vormde een ode aan Carl André ’s kunstwerken
2. Istvan L. Szénàssy . Servie Janssen, ‘Waypassenger North Feelland’, (NFL) Acting Art Featuring publicatie Bonnefantenmuseum, 1978, 8-12
3 Servie Janssen, Het Massief, Nijmegen, 1982, 133
4 Ook in Janssens tekeningen zijn vergelijkbare principes terug te vinden. Spontane tekeningen worden afgewisseld met overwogen geometrieserende en geometrische motieven.
5 Op. cit. (n.2), 1978, 8
6 Ibid., 12